Wetenschappelijk onderzoek naar UFO’s

COMETA rapport (COMité d’ÉTudes Approfondies) 

Dit is een belangrijk Frans wetenschappelijk onderzoek naar het UFO-fenomeen. De conclusies ervan werden in 1999 gepubliceerd. Het genootschap COMETA wordt voorgezeten door generaal Denis Letty. De leden ervan dragen (of hebben dit gedaan) grote verantwoordelijkheden in de Franse landsverdediging, industrie, onderzoek en onderwijs: doctors, advocaat, ingenieurs, hoofdcommissaris, generaal, admiraal, militaire en burgerpiloten, technisch directeur Air France.  Het onderzoek duurde 3 jaar.  (van 20 jaar data, sinds 1976 of honderden gevallen wereldwijd, verzameld door IHEDN – Instituut voor Hogere Studies der Landsverdediging). In flink wat gevallen blijkt het een vliegtuig, planeet, satelliet of iets anders bekends te zijn, maar de conclusie voor de niet-opgehelderde gevallen is:

De quasi zekere fysische realiteit van totaal onbekende vliegende voorwerpenDe buitenaardse hypothese is wetenschappelijk veruit de beste. 

4 a 5% gaat over een een niet-identificeerbaar fenomeen, ondanks een overvloed aan waardevolle gegevens. Dit noemt men categorie D. De karakteristieken van deze categorie zijn: snelheid, versnelling, geluidloosheid, vorm, effecten op de omgeving.

Tussen 1942 en 1995 zijn er minstens 500 goed gedocumenteerde en bewezen incidenten die onder categorie D vallen, waarvan ruim 20% van het radar/visueel-type.

Andere categorieën:

A: een perfect geïdentificeerd fenomeen.

B: een waarschijnlijk identificeerbaar fenomeen, maar zonder zekerheid door tekort aan gegevens.

C: een niet-identificeerbaar fenomeen, door gebrek aan gegevens.

Rapport over “vliegende schotels”, november 1947 door USA Generaal Twining

Dit is enkele maanden na het Roswell-incident (USA). Eerst werd gemeld door het leger (luchtmacht) dat een “vliegende schotel” geborgen was. Daarna bleek het ineens een “weerballon” te zijn. Dit markeert het begin van de grote “cover-up” die heden ten dage nog voortduurt. Het wetenschappelijke COMETA-rapport onderschrijft deze thesis van geheimhouding en desinformatie volledig (persoonlijke noot). 

Generaal Twining was het hoofd van het “Air Material Command”. Zijn conclusies waren:

– Het gerapporteerde fenomeen is iets zeer reëel. Het gaat niet over visioenen of fantasie

– Er bestaan schijfvormige voorwerpen, met afmetingen vergelijkbaar met die van onze vliegtuigen (Ondertussen is gebleken dat de afmetingen soms een veelvoud kunnen zijn).

– De waarneming van natuurlijke fenomenen kan misleidend zijn. Dus, niet alles is een UFO.

– De geobserveerde extreme stijgsnelheid, wendbaarheid en vluchtmanoeuvres als de schijven ontdekt zijn, wekken de indruk dat ze gepiloteerd worden of telegeleid zijn.

– De meeste getuigen beschrijven de objecten als volgt: metaalachtig van oppervlak, rond of elipsvormig, met bovenaan een koepel, geluidloos in de vlucht, en vliegend in formaties van 3 tot 9 stuks.

Bovenstaande conclusie uit 1947 wordt bevestigd door het COMETA-onderzoek 1996-1999. 

“Sommige cat. D’s blijken heel duidelijk totaal onbekende vliegende toestellen te zijn, met uitzonderlijke prestaties, en geleid door een natuurlijke of artificiële intelligentie”. 

Welnu, vanaf die tijd (1947) heeft de USA een politiek toegepast van alsmaar toenemende geheimhouding (volgens generaal Barry Goldwater werden sommige UFO-dossiers nog boven ‘ultra-geheim geklasseerd), en ook van doorlopende desinformatie.

Hoe dan ook, wat wij hier onthullen is zowel karakteristiek als symptomatisch: vanaf 1953 hebben de USA zichzelf een indrukwekkend repressieapparaat geschonken, dat blijkbaar nog altijd functioneert. In het bijzonder hebben zij 2 militaire verordeningen (AFR, Air Force Regulation nr. 200-2, en JANAP, Joint Army Navy Air Force Publication nr. 146) uitgevaardigd. De eerste daarvan verbiedt de bekendmaking aan het publiek van alle informatie die betrekking heeft op waarnemingen van niet-geïdentificeerde voorwerpen. De tweede ‘verheft het zonder toelating bekendmaken van een UFO-waarneming tot een misdaad (van spionage, zie vroeger) waarvoor de getuige een gevangenisstraf van 10 jaar, en een boete van 10 000 dollar riskeert. De JANAP-verordening geldt voor militairen, maar ook voor burgerpiloten en kapiteins van de koopvaardij.

Enkele markante getuigenissen:

1. M. Giraud, piloot van een Mirage IV (7 maart 1977)

Dit incident werd gereconstrueerd aan de hand van radiocontacten tussen de piloot en de controletoren, volgens de geldende procedures systematisch opgenomen en zekere tijd bewaard.

21.00 uur lokale tijd ter hoogte van Dijon:

De Mirage IV vloog op automatische piloot naar Luxeuil.

Kruishoogte : 9.600 meter

Snelheid: 0.9 Mach

Vluchtomstandigheden zijn uitstekend.

De piloot Hervé Giraud (P) en zijn navigator (N) bemerken op 3 uur van hun vliegtuig (een uurcode die door militairen vaak gebruikt wordt om richtingen aan te wijzen. 12 u is recht voor; 3 u is vol rechts, enz. Vert.) en op gelijke hoogte een zeer heldere lichtschijn, wiens koers tot een botsing moet leiden en die zeer snel nadert. Vanaf nu in dit betoog noemen we dit licht aanvaller (A1).

P contacteert het militaire radarstation van Contrexéville dat hen in beeld heeft en vraagt of zij radarcontact hebben met een vliegtuig dat op hen afkomt. Want P en N denken beiden dat het een onderscheppingsvliegtuig van de luchtmacht (defensie) is, dat, zoals vaak als oefening gebeurt, hen tracht te onderscheppen, om hen dan te identificeren met zijn krachtige schijnwerper. De controleur (C) van de radarpost heeft geen enkel overeenkomstig radarcontact op zijn scherm en antwoordt dus negatief, maar dan vraagt hij de beide piloten hun zuurstoftoevoer te checken. Dit is een klassieke hulpprocedure, want het is bekend dat een zuurstofdefect hallucinaties kan uitlokken. Maar het feit dat C die vraag stelde, bewijst dat hij uiterst verbaasd was over de vraag van de bemanning.

Daar A1 nog steeds op koers ligt richting Mirage, zet P een bocht naar rechts in, richting A1. Maar hij moet die bocht steeds korter trekken (tot een hoekversnelling van 3 à 4g), om visueel contact te kunnen houden met A1 en om deze te beletten zich in zijn spoor te nestelen. Desondanks lukt het A1 toch om achter P te komen. Hij installeert zich naar schatting 1500 m achter de Mirage. Daarop werpt P zijn bocht om naar links, om het visueel contact met A1 te herstellen. Hij ziet nog net hoe de lichtschijn zich met zeer grote snelheid verwijdert op een koers 11 uur.

P hervat de koers naar Luxeuil. Maar zowat 45 seconden later voelt hij zich naar zijn eigen zeggen begluurd en hij zegt tegen N: Je zal zien, dat komt terug! En inderdaad, een identieke lichtschijn (die we A2 noemen) verschijnt op 3 uur. Dan zet P een uiterst scherpe bocht in (6,5g), om zijn toestel te verlossen van iets dat hij vanaf nu beschouwt als een reële bedreiging. Het licht volgt zijn bewegingen om zich tenslotte te installeren in zijn achtersector, naar schatting 2000 meter achter de Mirage. Zoals even tevoren gooit P opnieuw zijn bocht om en ziet het licht op dezelfde manier verdwijnen als voordien. Ook van A2 heeft C geen radarbeeld op zijn scherm.

P en N hernemen hun normale koers en kunnen verder ongehinderd terugkeren naar hun basis in Luxeuil.

Tot zover de feiten.

Twee punten verdienen bijzondere aandacht:

– Alleen een gevechtsvliegtuig had zich kunnen gedragen zoals A1 en A2 wat betreft snelheid en wendbaarheid. Maar dan had C een duidelijke echo van dat vliegtuig op radar moeten hebben, zeker op die hoogte en des te beter zichtbaar omdat er geen enkel ander verkeer was in de buurt van de Mirage IV.

– Rekening houdende met de klaarblijkelijke bewegingen van A1 en A2 (en los van de vraag of dit nu 1 of 2 toestellen waren), kan hun snelheid alleen maar supersonisch geweest zijn. In het geval van gevechtsvliegtuigen had dit op de grond moeten zorgen voor de bekende zware knal door de geluidsmuur en des te meer daar de schokgolf gefocusseerd werd door de bocht. (Bij supersonisch genomen bochten komen de schokgolven van de geluidsbarrière des te erger samen in het middelpunt van de fictieve cirkel waar de bocht een deel van is. Vert.) Bovendien was het nacht en dus stil op de grond. Nochtans is er in de streek op dat ogenblik geen enkel bijzonder geluid waargenomen.

2. Air France vlucht AF 3532 (28 jan 1994)

Jean-Charles Duboc (P), boordcommandant van de Air France-vlucht AF 3532, verzorgt op 28 jan 1994 de verbinding tussen Nice en Londen, bijgestaan door de co-pilote Valérie Chauffour (CP).

Bij ideale weersomstandigheden en op een kruishoogte van 11.900 m, overvliegen zij om 13u14 Coulommiers in het departement Seine-et-Marne, als de hoofdsteward, die toevallig even in de cockpit is, hen wijst op een fenomeen dat hijzelf voor een meteorologische ballon houdt. CP sluit zich daar onmiddellijk bij aan, maar als P op zijn beurt het voorwerp ziet denkt hij eerst aan een vliegtuig dat in een bocht hangt met 45 zijdelingse helling [Denkelijk moet dit 45° (graden) zijn. Want 45′ (hoekminuten) of nauwelijks driekwart van 1 graad helling is op die afstand absoluut onzichtbaar. Vert]. Even later zijn ze echter alledrie overtuigd dat het geziene voorwerp op niets lijkt dat zij kennen.

De uitstekende zichtbaarheid en de aanwezigheid van altocumulusbewolking als maatstaf, laten P toe het fenomeen te lokaliseren op een hoogte van 10.500 m en op een afstand van ongeveer 50 km. Rekening houdend met de diameter die de machine zelfs van zover nog heeft, besluiten zij dat ze uitgesproken groot moet zijn. Treffend is dat de machine blijkbaar van vorm en kleur verandert. Eerst lijkt ze op een bruine klok, vervormt zich dan tot een kastanjebruine lensvormige schijf, om tenslotte links van hun toestel ogenblikkelijk te verdwijnen, als was ze van de éne seconde op de andere onzichtbaar geworden.

P brengt verslag uit aan de controlepost der luchtvaartnavigatie in Reims, die niet op de hoogte is van de aanwezigheid van welk vliegend toestel dan ook in die omgeving. Nochtans brengt Reims, volgens de bestaande procedures, het Centrum der Operaties van de Luchtverdediging (CODA) in Taverny op de hoogte van de waarnemingen van de genoemde bemanning. De controlepost draagt P ook op om vanaf zijn landing de procedure Airmiss te volgen. (Geen verklaring van de term in de tekst. Vert.). CODA heeft namelijk inderdaad een radarspoor opgepikt, aangegeven door de controlepost van Cinq-Mars-la-Pile, dat qua tijd en plaats overeenkomt met het waargenomen fenomeen. Dit spoor, dat gedurende 50 sec werd geregistreerd, kruiste inderdaad het traject van vlucht AF 3532 en komt met geen enkel aangevraagd vluchtschema overeen. Daarbij is het belangrijk dat exact op het ogenblik waarop het voorwerp voor de bemanning onzichtbaar werd, het spoor ook van het radarscherm verdween.

Onderzoek door CODA maakt het mogelijk om de hypothese van de weerballon meteen uit te sluiten en bovendien om de juiste afstand tussen de kruisende trajecten exact te meten. Daaruit valt de grootte van het raadselachtige toestel te berekenen: ongeveer 250 m lang.

Men moet bedenken dat het regionaal centrum Noord van de Franse luchtvaart (CRNA) 3000 bewegingen per dag behandelt en in de laatste 7 jaar toch maar 3 raadselachtige gevallen heeft doorgegeven. Eén van die drie is vlucht AF 3532.

3. San Carlos de Bariloche (31 juli 1995)

Bron: SEPRA (dienst voor onderzoek van de fenomenen bij een terugkeer in de dampkring). De vlucht Aerolinas Argentinas AR 647, een Boeing 727, is vertrokken vanuit Buenos Aires en is nu op 140 km van San Carlos de Bariloche, een toeristische trekpleister centraal in de Andes, zodat het tijd wordt om de landing voor te bereiden. Precies op dat ogenblik dompelt een elektriciteitspanne heel San Carlos in het donker. De piloot krijgt de order zich voor enkele minuten in een ‘wachtbaan te plaatsen en pas daarna zijn definitieve aanvlucht in te zetten. Net als hij daaraan begint bemerkt de piloot een bizarre ster. Tegelijk plaatst de controletoren ook een 2de toestel dat nadert in de wachtbaan.

AR 674 vervolgt intussen zijn aanvlieglus, maar net als hij uit zijn laatste bocht komt (in de as van de piste) duikt er rechts naast hem ‘iets op dat lijkt op een groot vliegtuig en dat parallel met hem voort vliegt. Dit object heeft drie lichten, met een rood in het midden. De luchthaven valt opnieuw zonder stroom, de bakens langs de baan doven uit en de landingsstrip wordt quasi onzichtbaar. Ook het tweede vliegtuig, in zijn wachtbaan, ziet dat alles van bovenuit gebeuren.

De piloot kan niet landen. Dus geeft hij opnieuw volgas en maakt een bocht voor een nieuwe aanvlieglus naar de as van de baan. Op dat ogenblik schuift het object, dat intussen licht afgeeft, achter het vliegtuig, stopt, stijgt loodrecht op en stopt daar opnieuw. Dan start het weer en steekt het de AR 674 moeiteloos voorbij om definitief te verdwijnen naar de Cordilleras de los Andes.

De bemanning en de passagiers van de AR 674, idem die van het tweede vliegtuig, het personeel op de controletoren van het vliegveld en daarbij een groot deel van de bevolking van San Carlos, hebben allen als verlamd dit hoogst ongebruikelijke luchtballet gadegeslagen.

Dit voorval is in meer dan één opzicht interessant.

– Elkaar versterkende waarnemingen door talrijke getuigen onafhankelijk van elkaar, in de lucht en op de grond.

–  Een fenomeen dat vele minuten geduurd heeft.

– Verschillende vluchtbewegingen, waarvan er sommige samenvielen met die van het eerste vliegtuig.

– Vaststelling van een elektromagnetisch fenomeen: het doven van de verlichting in de stad en op de luchthaven, rechtstreeks in verband met de aanwezigheid van het voorwerp.

4. Trans-en-Provence, Var (8 jan. 1981)

Enquête van de GEPAN/SEPRA. Op 8 januari 1981 rond 17u bouwt er in Trans-en-Provence een man een hokje voor een waterpomp in zijn tuin. Deze man staat op het punt getuige te zijn van wat wellicht het ongewoonste geval van buitenaardse waarneming is, ooit in Frankrijk voorgevallen en bestudeerd.

Zijn aandacht wordt getrokken door een weerkaatsing van de zon op iets dat langs de hemel beweegt. Zo krijgt hij de kans te zien hoe een geluidloos metalen object daalt en ruw landt op een kleine verhoging in het lager liggende veld naast zijn huis. Dit eivormig ding vertoonde geen enkel duidelijk uitsteeksel, hetzij vleugel, stuurvlak of motor, waardoor men het had kunnen vergelijken met welk ‘luchtschip dan ook. Het ding blijft in een doodse stilte enkele tellen op de grond staan, stijgt dan terug op en verdwijnt met hoge snelheid in de azuurblauwe lucht. Met deze simpele visuele vaststelling was het verhaal eigenlijk afgelopen, ware het niet dat er ter plaatse sporen en mechanische afdrukken zichtbaar zijn in de vorm van een kroon (kring). Zo verhuist de zaak naar het domein van het onverklaarde.

De Gendarmerie en later de GEPAN, doen een diepgaand onderzoek. De getuige en zijn omgeving worden herhaaldelijk ondervraagd. Expertises op het terrein c het nemen en achteraf analyseren van monsters uit bodem en plantengroei c tonen onweerlegbaar aan dat hier een onbekend zwaar metalen object langskwam, dat zich op de terp had neergepoot. Analyse van planten op de site wijst uit dat men niet te maken had met een luchtschip, helikopter of militair prototype c hypothesen waarmee wel degelijk rekening gehouden is en die grondig onderzocht werden. Want de begroeiing op de landingsplaats c een soort wilde luzerne c werd intens getekend en beschadigd door een extern agens, dat er het volledige systeem van fotosynthese grondig in veranderde.

Inderdaad mat men in de plantjes sterk veranderde concentraties van het chlorofyl en van de plantaardige aminozuren; veranderingen die terug afnamen naarmate men luzerne onderzocht die verder van de landingsplaats vandaan groeide. Twee jaar later waren deze effecten volledig verdwenen. Dit feit wijst op een typisch en heel specifiek trauma: Professor Michel Bounias van het INRA (Laboratorium voor Plantaardige Ecologie en Toxicologie), die de analyses uitvoerde, wijt de vastgestelde diepgaande storingen in het lokale ecosysteem met grote waarschijnlijkheid aan een krachtig elektromagnetisch veld uit het gamma der hoge frequenties (microgolven).

De studies en het onderzoek in deze zaak duren nog steeds voort. Talloze denkpistes zijn er onderzocht. Maar geen daarvan biedt afdoende antwoord op het complex van vragen die zich stellen om het object uit Trans-en-Provence op die 8ste jan. met zekerheid te identificeren en nog veel minder om er de herkomst ervan te bepalen.

Bovenstaande is beknopte weergave van het fascinerende COMETA-rapport. Het is zeker de moeite om het volledig te lezen! Klik hier

Bron: http://www.ufo.be/index.php/en/11-ufo-rapporten/290-cometa-rapport-1999-deel1

Ook met dank aan ufowijzer.nl

Originele versie lezen? Zie hieronder: